Hoewel Roth naar alle waarschijnlijkheid ouder is - de sage noemt een heidense tempel die door Willibrord in een christelijke kapel werd omgevormd -, wordt het plaatsje pas in het jaar 1154 voor het eerst in een oorkonde van paus Hadrianus IV genoemd.

Tempeliers
Rond het jaar 1228 schonk graaf Hendrik I van Vianden het landgoed, dat behalve een kasteeltje een fraai Romaans kerkje, een molen en omvangrijke landerijen omvatte, aan de met sagen omhulde tempeliers. Bijna 100 jaar bezaten de tempeliers het tiendenrecht en gebruikten zij deze inkomsten om hun burchten, schepen en troepen in Palestina te onderhouden. Nadat Palestina definitief verloren was gegaan, werd de vooral militair actieve orde echter overbodig en werd zij op last van de Franse koning Philips IV en paus Clemens V op de concilie van Wenen opgeheven. Philips had de tempeliers beticht van ketterij en allerlei andere misdrijven. In de verhalen zijn de tempeliers daarop tot ketters en roofridders geworden. Sinds enige tijd is men er echter van overtuigd dat deze beschuldigingen onjuist zijn. De koning had grote schulden bij de orde en gebruikte de geruchten om aan de rijkdom van de orde te komen. Blijkbaar konden de tempeliers een deel van hun schatten redden, zodat er op vele plaatsen, zo ook in Roth, een legende over een schat bestaat.

 

Johanieters en Maltezers
In Roth werden, zoals bijna overal, de bezittingen van de tempeliers overgedragen aan de aan de ziekenzorg toegewijde johannieterorde. De commanderij in Roth vormde een tijdlang één bestuurlijke eenheid met andere huizen van de orde in Kronenburg (Eifel), Sobernheim, Hangenweissen bij Speyer, Altmühlmünster, Regensburg en Fribourg (Zwitserland). Het bestuur van de commanderij werd overgelaten aan een Admodiator, die ter plaatse woonde. Vanaf 1530, nadat de orde Malta als hoofdzetel had gekregen van keizer Karel V, werd de johannieterorde ook de maltezerorde genoemd. Uiteindelijk wordt deze naam gebruikt voor de katholieke tak van de orde, terwijl men met de johannieters de protestantse tak bedoelt. In de loop van de volgende eeuwen voerden de maltezers ingrijpende veranderingen door aan de commanderij.
Ten eerste bouwden zij in de 16e eeuw een zeshoekige toren met een kunstig gebouwde trapspil in renaissancestijl. In 1610 richtten zij het goed verdedigbare poortwachtershuis op, dat de commanderij beter zou moeten beschermen tegen aanvallen van rondtrekkende bendes.

Het uit de 13e eeuw stammende kasteel werd in de 17e eeuw onderworpen aan een ingrijpende renovering. Ongeveer honderd jaar later, in 1733, was het woongedeelte echter zo bouwvallig geworden dat de toenmalige commandeur Jacques Duding (1707 - 1766) het gebouw liet afbreken op de trappentoren na en hij herbouwde het in barokke stijl.

Vele opmerkelijke details, zoals het fraaie barokportaal met het wapen van de bouwer in de gedeelde segmentboog en drie openhaarden, zijn in deze periode ontstaan. 

De familie André
Op 31 december 1797 verwierf de zoon van de laatste bestuurders onder de maltezers, de notaris en burgermeester van Vianden, Franz Julian André (1773 - 1859) het slot tezamen met de landerijen in Roth, Obersgegen, Körperich, Geichlingen en Vianden voor een prijs van 206.000 livres. Als gevolg van het verdrag van Wenen van 1815 kwam het deel van het graafschap Vianden dat ten oosten van de Sauer en de Our lag toe aan Pruisen. Hierdoor behoorde Roth nu bij de Pruisische Rijnprovincie. De familie André speelde in de 19e eeuw een niet onbelangrijke rol in het politieke en culturele leven van de regio. Philippe André was als Pruisisch staatsburger van 1855 tot 1867 lid van het Pruisische parlement. Zijn broer Karl-Theodor had voor het Luxemburgse staatsburgerschap gekozen en was van 1848 tot 1854 en van 1859 tot 1874 lid van de kamer der gedeputeerden. Ook publiceerde hij onder het pseudoniem Sempronius laat romantische lyriek.

Victor Hugo

De broers Philipp Christian en Karl-Theodor onderhielden tevens een persoonlijke vriendschap met de beroemdste 19e eeuwse Franse schrijver, Victor Hugo (1802 - 1885).

Victor Hugo bezocht Schloss Roth meerdere malen tijdens zijn 11 weken durende verblijf in Vianden in de zomer van 1871. Hij schrijft hierover in zijn dagboek: 4 augustus 1871: "Eenmaal bij de Pruisische grens aangekomen, ontmoetten wij de heer (Philipp) André van Roth. Hij nodigde ons uit bij hem thuis te komen. Ik heb Roth bezichtigd; de oude Romaanse kerk met en eigenaardige apsis uit de negende eeuw, met over elkaar heen liggende en tegen elkaar verspringende galerijen van rondbogen. Hier is het Romaanse bijna nog Romeins. Daarnaast in de buitenmuur, een grafsteen uit de 11e eeuw. De kerktoren stamt uit de 12e eeuw. Het slot is een voormalige commanderij van de tempeliers en de maltezers. Het verkeert nog in zeer goede staat. Binnenin wat oude sporen, stenen openhaarden, een trapspil uit steen gehouwen. Buiten enige inscripties. Bij de ingangspoort kan men nog de inslagen zien veroorzaakt zijn door een batterij kanonnen die de maarschalk van Boufflers liet opstellen op de tegenoverliggende berg. Het slot kijkt uit over twee dalen waardoor de Our stroomt. Het is er erg mooi."

 
De nazaten van de familie André woonden tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op slot Roth

 

Verwoesting en wederopbouw

Gedurende het Ardennenoffensief in 1944/1945 werden het woongedeelte en de bijgebouwen zwaar beschadigd. De weduwe van de laatste eigenaar ontbrak het aan de middelen voor de wederopbouw en het slot raakte in de daaropvolgende jaren meer en meer in verval   
 

Mogelijk ondersteunt de browser de weergave van deze afbeelding niet.  

 

 

Op 23 oktober 1958 verwierf het echtpaar Hubert Joseph Eggen (1904 - 1980) en Gertrud Eggen-Neuefeind (1917 - 1985) de ruïne. Na meerdere jaren van wederopbouw is het slot weer in oude glorie hersteld. Sinds 1985 zet Ton Eggen het levenswerk van zijn ouders voort.